uitwijkeling

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·wij·ke·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord uitwijkeling uitwijkelingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

uitwijkeling m [1]

  1. iemand die het land verlaat
    • Een vergelijkbare redenering is in België te horen. Al die ‘uitwijkelingen’ die in België medicijnen komen studeren omdat ze in Nederland zijn uitgeloot, zijn dat wel topstudenten die een verrijking vormen voor de universitaire gemeenschap? En willen ze wel blijven? Het kan ook simpelweg te duur worden. In Zweden is het aantal buitenlandse studenten gekelderd sinds die het volle pond aan collegegeld moeten betalen.[2] 
  1. een vluchteling
    • De aanwezigheid van militairen onder de uitwijkelingen veroorzaakte extra complicaties voor het neutrale Nederland.[3] 
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
  • uitwijkelinge
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uitwijkeling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
32 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 11 juni 2012
  3. Volkskrant Jaap Hoeksma is rechtsfilosoof. 21 september 2015
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.