uitwerken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·wer·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitwerken
werkte uit
uitgewerkt
zwak -t volledig

Werkwoord

uitwerken

  1. nauwkeuriger maken van wat al in grote lijnen is bepaald
    • De ambtenaren moeten de plannen van het kabinet uitwerken. 
    • Hij maakte altijd prachtige plannen maar uitwerken van de details liet hij altijd aan andren over. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uitwerken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.