uitvloeisel
Nederlands
Woordafbreking
- uit·vloei·sel
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van uitvloeien met het achtervoegsel -sel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitvloeisel | uitvloeisels uitvloeiselen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
uitvloeisel o [1]
- wat voortkomt uit een bepaalde handeling of gebeurtenis (zonder dat dit gevolg echt bedoeld was)
- ‘Iets verplichten kun je natuurlijk niet zomaar doen. Daarvoor heb je een juridische basis nodig. Die willen we bekomen door de stedenbouwkundige en parkeerverordeningen aan te passen, wat sowieso een uitvloeisel is van ons nieuwe beleidsplan’, zegt schepen voor Ruimtelijke Ordening Bart Julliams (N-VA).[2]
- In totaal werd er anderhalve trailer aan spullen weggereden. Hoe de politie wist dat het daar opgeslagen lag, daarover doet Brouwer geen uitspraken. Een andere woordvoerder liet eerder weten dat de actie 'een uitvloeisel is van lopend onderzoek'.[3]
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord uitvloeisel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitvloeisel' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 7 DECEMBER 2017
- Tubantia 13-DECEMBER-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.