uitstroom
Nederlands
Woordafbreking
- uit·stroom
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van uit en stroom
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | uitstroom | uitstromen |
verkleinwoord | uitstroompje | uitstroompjes |
Afgeleide begrippen
- uitstromer, uitstroming, uitstroombeleid, uitstroomklep, uitstroompremie, uitstroomsnelheid
Gangbaarheid
- Het woord uitstroom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'uitstroom' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Werkwoord
vervoeging van |
---|
uitstromen |
uitstroom
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitstromen
- ... dat ik uitstroom.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.