uitstromen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·stro·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitstromen
stroomde uit
uitgestroomd
zwak -d volledig

Werkwoord

uitstromen [1]

  1. naar buiten stromen
  2. leegstromen
    • Zo heette de watervlakte waarin de Grote Aqua tenslotte uitstroomde. [2] 
Afgeleide begrippen
  • uitstromer, uitstroming

Zelfstandig naamwoord

uitstromen mv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord uitstroom

Gangbaarheid

  • Het woord uitstromen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Herzen, Frank De zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 114
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.