uitsmeren

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·sme·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
uitsmeren
smeerde uit
uitgesmeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

uitsmeren [1]

  1. overgankelijk smerend uitspreiden
    • Hij deed boter op zijn brood en ging dit zorgvuldig uitsmeren 
  1. overgankelijk (politiek) verdelen
    • Op begrotingsvlak is het voorgestelde uitsmeren over drie maanden, aan het eind van het jaar, eveneens zeer belangrijk 
Afgeleide begrippen
  • uitsmering
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord uitsmeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.