uitgerekend

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • uit·ge·re·kend
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitrekenen

uitgerekend

  1. voltooid deelwoord van uitrekenen
stellend
onverbogen uitgerekend
verbogen uitgerekende
partitief uitgerekends

Bijvoeglijk naamwoord

uitgerekend

  1. juist, speciaal
    • Oortman die de afgelopen jaren acht keer in Sri Lanka geweest en er een petekind heeft, kent het land en de katholieke gemeenschap heel goed. „Ik heb vanmorgen nog contact gehad met de katholieke familie van mijn petekind. Zij zijn niet direct getroffen, maar leven in grote angst. De aanslag, uitgerekend op het Paasfeest [sic!], kwam voor hen totaal onverwacht. Ik leef met deze mensen mee. Het zijn mijn vrienden.” [1] 


Verwijzingen


Gangbaarheid

  • Het woord uitgerekend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.