trouwdag
Nederlands
Woordafbreking
- trouw·dag
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van trouw ww en dag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trouwdag | trouwdagen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
trouwdag m
- de dag waarop men in het huwelijk treedt of getreden is
- Hij bracht bloemen mee om hun trouwdag te vieren.
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord trouwdag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'trouwdag' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.