troost

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  troost    (hulp, bestand)
  • IPA: /trost/
Woordafbreking
  • troost
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘opbeuring’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord troost
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

troost m

  1. steun bij verdriet of pijn
    • De bronzen medaille bleek een schrale troost voor de competitief ingestelde Jan. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord troost staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
troosten

troost

  1. enkelvoud tegenwoordige tijd van troosten
  2. gebiedende wijs van troosten

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.