troosten

Nederlands

Uitspraak

Geluid: troosten (hulp, bestand)

Woordafbreking

troos·ten

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
troosten	troostte	getroost
zwak -t	volledig

Werkwoord

troosten

overgankelijk als iemand verdriet of pijn heeft deze persoon geestelijke steun geven

Verwante begrippen

troost, troostbaar, ontroostbaar

Vertalingen

1. als iemand verdriet of pijn heeft deze persoon geestelijke steun geven

Afrikaans: troos ^(af)
Catalaans: consolar ^(ca)
Deens: trøste ^(da)
Duits: trösten ^(de)
Engels: comfort ^(en), console ^(en)
Esperanto: konsoli ^(eo)
Faeröers: ugga ^(fo)
Fins: lohduttaa ^(fi)
Frans: consoler ^(fr)
Fries: treastgje ^(fy)
IJslands: hugga ^(is)
Italiaans: consolare ^(it)

Latijn: consolari ^(la)
Noors: trøste ^(no)
Papiamento: konsolá
Portugees: aliviar ^(pt), consolar ^(pt)
Russisch: утешать ^(ru)
Spaans: consolar ^(es)
Tagalog: aliwín ^(tl)
Turks: avunmak ^(tr), avutmak ^(tr)
Vietnamees: an ủi ^(vi)
Zweeds: trösta ^(sv)

Gangbaarheid

Het woord troosten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'troosten' herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.