trommelen
Nederlands
Woordafbreking
- trom·me·len
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van trommel met het achtervoegsel -en of van trom met het achtervoegsel -el [2], met het achtervoegsel -en [1] en volgens regel 2.B[2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
trommelen |
trommelde |
getrommeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
trommelen
- inergatief ritmisch op iets slaan
- Hij trommelde uit verveling met zijn vingers op het tafelblad.
Vertalingen
1. ritmisch op iets slaan
Gangbaarheid
- Het woord trommelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'trommelen' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- trommelen op website: Etymologiebank.nl
- Taalunieversum » leidraad » verdubbeling van medeklinkers
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.