triumviraat
Nederlands
Woordafbreking
- tri·um·vi·raat
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘driemanschap’ voor het eerst aangetroffen in 1599 [1]
- Uit het Latijn, trium viri (van drie mannen)
- afgeleid van het Latijnse triumviratus met het achtervoegsel -aat [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | triumviraat | triumviraten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
triumviraat o
- politiek leiderschap dat uit drie gelijkwaardige personen bestaat
- Het eerste triumviraat van de Romeinse Republiek bestond uit Julius Caesar, Pompeius en Crassus.
Vertalingen
1. politiek leiderschap dat uit drie gelijkwaardige personen bestaat
Gangbaarheid
- Het woord triumviraat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'triumviraat' herkend door:
45 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.