trechter
Nederlands
![](../I/m/Kitchen_Funnel.jpg)
huishoudtrechter
Woordafbreking
- trech·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘kegelvormig voorwerp met tuit’ voor het eerst aangetroffen in 1330 [1]
- Afgeleid van het Latijnse trajectorium [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | trechter | trechters |
verkleinwoord | trechtertje | trechtertjes |
Zelfstandig naamwoord
trechter m
- taps toelopende buis, gebruikt voor het vullen van vaten (ook (huishouden))
Hyponiemen
|
Vertalingen
1. taps toelopende buis, gebruikt voor het vullen van vaten
Gangbaarheid
- Het woord trechter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'trechter' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.