totaliteit
Nederlands
Woordafbreking
- to·ta·li·teit
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘alles bij elkaar’ voor het eerst aangetroffen in 1814 [1]
- afgeleid van totaal met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | totaliteit | totaliteiten |
verkleinwoord | - | - |
Verwante begrippen
- gezamenlijk bedrag
Hyponiemen
- levenstotaliteit
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord totaliteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'totaliteit' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.