torenuil
Nederlands
Woordafbreking
- to·ren·uil
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van toren zn en uil zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | torenuil | torenuilen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
torenuil m [1]
- Tyto alba
uil die in torens leeft
- Hij zag de oude, grijze Schelde, van Antwerpen tot Rupelmonde, hij zag de bossen rood en geel van de herfst, hij zag rond de abdij en het kasteel het lemen dorp met rieten daken, hij zag reigers in de kreken staan dromen, valken vielen neer op bosduiven, de torenuilen werden wakker, maar hij zag geen ruiters of honden, hij hoorde geen jachthoorns en in het dorp was weinig of geen beweging. [2]
- De immer zuchtende kerkuil, torenuil, katuil of sluieruil heet in Groningen oranje uil en in Drenthe lijk uil, naar de langwerpige oogsluiers, wit met oranje. Daarom heet hij ook wel Strix flammea, (vlammend) de sluier heeft wat weg van een vuurtong, een vlam. Men kan de sluier ook met een hart vergelijken. [3]
Gangbaarheid
- Het woord torenuil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'torenuil' herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- De Standaard 15 JUNI 2012 Le nouveau Walschap est arrivé
- Uilen. Volkoomen.nl geraadpleegd 17-11-2018
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.