torenspits
Nederlands
![](../I/m/Salisbury_Cathedral.jpg)
de torenspits van de kathedraal van Salisbury
Woordafbreking
- to·ren·spits
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van toren zn en spits zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | torenspits | torenspitsen |
verkleinwoord | torenspitsje | torenspitsjes |
Zelfstandig naamwoord
torenspits v/m [1]
- (bouwkunde) het bovenste, scherpe deel van een (kerk)toren
- ‘Ook de torenspits werd hersteld, de leien werden vervangen en het fronton boven de hoofdingang werd vernieuwd.’[2]
- De meeste gebouwen zijn realistisch geschilderd, maar met vaak een verrassend perspectief. Zo geeft Morsink zijn eigen draai aan de werkelijkheid door de keuze voor frisse kleuren of bijvoorbeeld door het ontbreken van een torenspits.[3]
Hyponiemen
- bolspits
Gangbaarheid
- Het woord torenspits staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 3 JUNI 2017
- Tubantia 08-JULI-2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.