topic
Nederlands
Woordafbreking
- to·pic
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘onderwerp van gesprek’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1875 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | topic | topics |
verkleinwoord | topicje | topicjes |
Zelfstandig naamwoord
topic o en v/m
- het onderwerp van gesprek
- Het topic van deze vergadering is duurzaamheid.
Vertalingen
1. het onderwerp van gesprek
Gangbaarheid
- Het woord topic staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'topic' herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.