sujet

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • su·jet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘persoon (minachtend)’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1803 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord sujet sujetten
verkleinwoord sujetje sujetjes

Zelfstandig naamwoord

sujet o

  1. onguur persoon
  2. volgorde van gebeurtenissen in het verhaal

Gangbaarheid

  • Het woord sujet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
75 %van de Nederlanders;
71 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Frans

Uitspraak
  • IPA: /sy.ʒɛ/

Zelfstandig naamwoord

sujet m

  1. het onderwerp.
  2. de onderdaan.
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.