tiend
Nederlands
Woordafbreking
- tiend
Zelfstandig naamwoord
tiend m / o
- (religie) (joods) Bijbelse verplichting een tiende van de opbrengsten van het land aan de priesters af te staan
- Ook alle tienden des lands, van het zaad des lands, van de vrucht van het geboomte, zijn des HEEREN; zij zijn den HEERE heilig. [3]
- (religie) (christelijk) kerkbelasting, gebaseerd op de Bijbelse verpllichting
- (economie), (geschiedenis) belasting ter grootte van een evenredig deel van de opbrengsten, gegroeid uit de eerdere kerkbelasting
Hyponiemen
- groftiend, smaltiend
Gangbaarheid
- Het woord tiend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tiend' herkend door:
27 % | van de Nederlanders; |
17 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.