textuur
Nederlands
Woordafbreking
- tex·tuur
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vezelstructuur’ voor het eerst aangetroffen in 1697 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | textuur | texturen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
textuur v
- de manier waarop iets is samengesteld, hoe het materiaal aanvoelt en hoe de structuur eruit ziet
- (informatica) een afbeelding die rond een polygoon wordt toegevoegd om deze echt te laten lijken
- (kookkunst) het geheel van structuur van materialen, de smaken, de kleuren, de opbouw van een gerecht
- Dit gerecht heeft een geweldige textuur.
Afgeleide begrippen
- textuursynthese
Vertalingen
1. de manier waarop iets is samengesteld, hoe het materiaal aanvoelt en hoe de structuur eruit ziet
Gangbaarheid
- Het woord textuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'textuur' herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.