terriër
Nederlands
Woordafbreking
- ter·ri·er
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘hondensoort’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1] [2]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | terriër | terriërs |
| verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
terriër m [3]
- (zoogdieren) bepaalde hondensoort vroeger veel gebruikt voor de jacht [4]
Gangbaarheid
- Het woord terriër staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'terriër' herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- "terriër" in: Sijs, N. van der Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen. 2e druk (2002) Veen, Amsterdam / Antwerpen; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- terriër op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.