tasjesdief
Nederlands
Woordafbreking
- tas·jes·dief
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tasje zn en dief zn met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tasjesdief | tasjesdieven |
verkleinwoord | tasjesdiefje | tasjesdiefjes |
Zelfstandig naamwoord
tasjesdief m
- iemand die een (dames)tasje steelt
- Niets ergers dan in een vreemd land je reisdocumenten te verliezen. Zeker wanneer je alleen reist. Helaas gebeurt het sneller dan je denkt: even verstrooid of een handige tasjesdief en weg identiteitskaart. Maak daarom van al je reisdocumenten een scan en e-mail ze naar jezelf. Als je ze kwijt bent, heb je nog altijd een digitale kopie bij de hand.[2]
- Na een klopjacht en achtervolging van drie kwartier heeft de politie van Indiana gisteren een verdachte opgepakt van een reeks tasjesdiefstallen.[3]
Gangbaarheid
- Het woord tasjesdief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- tasjesdief op website: Etymologiebank.nl
- de Standaard 31/OKTOBER/2016
- Tubantia 30 jun. 2017
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.