tapper

• Geluid:  tapper    (hulp, bestand)

• tap·per

• naamwoord van handeling tappen met het achtervoegsel -er [1]

tapper m [2]

1. (beroep) iemand die bierglazen vult vanuit een biervat met behulp van een biertap

1. • Uit zo'n fust haalt een goede tapper gemiddeld circa tweehonderd glazen. In het geval van Hertog Jan bedraagt de inkoopprijs gemiddeld 51 cent per glas, of ruim twee euro per liter. In de supermarkt betaalt de klant voor een liter Hertog Jan 1,47 euro. In het café komen bovenop de inkoopprijs nog wel zaken als btw, accijns, loon en marge. [3] 

1. • Over twee rondes moeten de bijna zestig deelnemers laten zien wat ze kunnen. Tappen, uitserveren, een bokbiertje schenken. En dat allemaal in een zo kort mogelijke tijd, met zo weinig mogelijk druppels naast het glas. In de finaleronde strijden de tien beste tappers om 5 plekken in de finale. [4] 

2. eigenaar van een kroeg
3. in het algemeen iemand die kleine porties serveert vanuit een grotere voorraad

1. • In clubs als de Comedytrain wordt stand-up uiteraard heel goed gedaan. En ik noem speciaal de Comedytrain, omdat ik eerlijk gezegd geen andere club weet. Daar zit je goed. Zowel publiek als tapper der grappen. Bakker des poetsen. [5] 

• schenker

• [1] huistapper, biertapper
• [2] kroegbaas, herbergier, caféhouder
• [3] moppentapper, rubbertapper, flappentapper

• [2] tapperij

• Het woord tapper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tapper' herkend door: