tafeldoek
Nederlands
Woordafbreking
- ta·fel·doek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van tafel zn en doek zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | tafeldoek | tafeldoeken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
tafeldoek m [2]
- een kleed dat over een tafel ligt ter bescherming van de tafel, of omdat het modieus is, of voor de gezelligheid
- Bij een vriend werden er krassen gekerfd in zijn auto nadat hij als beheerder stookolie had aangekocht, bij een collega kloppen kouwelijke bovenburen tapijten en tafeldoeken uit over zijn terras en droogrek na een negatieve oliestemming.[3]
- Haar modelboeken liggen dan weer keurig op een lange rij schraagtafels, bekleed met tafeldoeken in afwisselende kleuren.[4]
Gangbaarheid
- Het woord tafeldoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'tafeldoek' herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- tafeldoek op website: Etymologiebank.nl
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- de Standaard 15/11/2012 om 10:28 door Hans Brems De Olie-oorlogen
- NRC Dirk Pültau 28 januari 1999 Tuerlinckx zet voortdurend op verkeerde been
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.