servet

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  servet    (hulp, bestand)
  • IPA: /sɛrˈvɛt/
Woordafbreking
  • ser·vet
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tafeldoekje’ voor het eerst aangetroffen in 1551 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord servet servetten
verkleinwoord servetje servetjes

Zelfstandig naamwoord

servet o [3]

  1. een doek die men aan tafel gebruikt om er de mond en vingers mee af te vegen
    • Er lagen een aantal papieren servetten op de toonbank bij de snackbar. 
Hyponiemen
  • dekservet
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Te klein voor een tafellaken en te groot voor een servet
  • Tussen servet en tafellaken zijn
niet bij de kleintjes maar ook niet bij de groten horen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord servet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
92 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.