taalgroep
Nederlands
Woordafbreking
- taal·groep
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van taal en groep
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | taalgroep | taalgroepen |
verkleinwoord | taalgroepje | taalgroepjes |
Zelfstandig naamwoord
taalgroep v/m
- (taalkunde) een groep aan elkaar verwante talen of taalvariëteiten
- Karakteristiek voor deze taalgroep zijn de voor de meeste mensen onuitspreekbare medeklinkerclusters die toegestaan zijn.
- een groep mensen die dezelfde taal spreken
Gangbaarheid
- Het woord taalgroep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'taalgroep' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.