taalgebied
Nederlands
Woordafbreking
- taal·ge·bied
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van taal en gebied
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | taalgebied | taalgebieden |
verkleinwoord | taalgebiedje | taalgebiedjes |
Zelfstandig naamwoord
taalgebied o
- een gebied waar een bepaalde taal gesproken wordt
- Henk Westbroek heeft samen met Henk Temming een eigenzinnig hoofdstuk van de Nederlandstalige popmuziek geschreven en dat wordt in het Nederlands taalgebied nog altijd hooglijk gewaardeerd. Zeker in België. [1]
- een geheel van zaken die op taal betrekking hebben
Vertalingen
1. een gebied waar een bepaalde taal gesproken wordt
2. een geheel van zaken die op taal betrekking hebben
Gangbaarheid
- Het woord taalgebied staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.