stugheid
Nederlands
Woordafbreking
- stug·heid
Zelfstandig naamwoord
stugheid v [1]
- van stoffen dat ze moeilijk te bewerken zijn en niet makkelijk meebewegen
- van personen dat hij niet erg meegaand zijn
- „De eigenschappen van Brown, die lange tijd als gebreken golden, zoals zijn stugheid, zijn soberheid en zijn tekort aan charisma, lijken plotseling weer in deugden veranderd”, zegt professor Rodney Barker, hoogleraar politieke wetenschap aan de London School of Economics. „Die eigenschappen passen bij een tijd als deze. De mensen weten bovendien dat Brown geen onbezonnen type is.” [2]
- van een veer dat er een grotere kracht nodig is om de veer in te drukken of uit te rekken
Synoniemen
- [1] hardheid, stijfheid
- [2] weerbarstigheid, bitterheid, starheid, strengheid, rididiteit
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord stugheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stugheid' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.