strooien
Nederlands
Woordafbreking
- strooi·en
Bijvoeglijk naamwoord
strooien
- van stro gemaakt
- Hij liep daar rond met de belachelijke strooien hoed.
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
strooien |
strooide |
gestrooid |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
strooien
- overgankelijk verspreid neergooien
- De boer was het zaad al op de velden aan het strooien.
Hyponiemen
- bestrooien, openstrooien, overstrooien, rondstrooien, uitstrooien, verstrooien
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
1.
Gangbaarheid
- Het woord strooien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'strooien' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.