stookkas

Nederlands
Stookkassen met schoorsteen in Honselersdijk .
Uitspraak
  • Geluid:  stookkas    (hulp, bestand)
  • IPA: / ˈstokɑs /
Woordafbreking
  • stook·kas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stookkas stookkassen
verkleinwoord stookkasje stookkasjes

Zelfstandig naamwoord

stookkas m/v

  1. (landbouw), (bouwkunde) licht bouwwerk met veel ruiten en verwarming om planten te kweken
    • De meest exclusieve planten waren de tropische boompjes, die Boreels neef Gouverneur-Generaal Baron Gustaaf Willem van Imhoff15. had gestuurd, namelijk ‘Quini, mangus en doerioen’, resp. ‘Mangifera odorata’ (kuini), ‘Mangifera indica’ (mango) en ‘Durio zibethinus’ (durian) (…). Voor de vruchtzetting van deze bomen is in ons land een stookkas noodzakelijk. [2]
    • Nu loopt hij in zijn hete stookkas langs de tomatenstekken; het glazen dak zigzagt boven zijn hoofd; (…) [3]
Hyperoniemen

Gangbaarheid
  • Het woord 'stookkas' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Oldenburger-Ebbers, C.S. "De Cascade-methode als waardestelling voor historisch groen. Case-study: Het ‘ideale’ Beeckestijn" in: Jaarboek Monumentenzorg 1998. Buitenplaatsen. (1998) Waanders Uitgevers, Zwolle / Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist; ISBN 90 400 9262 1; p. 68; geraadpleegd 2018-09-29
  3. Gelder, B. van "Scherven. VIII." in: De Gids. jrg. 112 deel 4 (1949) P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam; p. 7; geraadpleegd 2018-09-29
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.