starter

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • star·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van start met het achtervoegsel -er.
enkelvoud meervoud
naamwoord starter starters
verkleinwoord startertje startertjes

Zelfstandig naamwoord

starter m

  1. iemand die met iets begint
    • Voor starters op de woningmarkt komt er een overgangsregeling. 
  1. iemand die vanaf een startlijn aan een wedstrijd begint
    • De eerste starters komen al binnen. 
    • Die sprinter is een van de beste starters ter wereld. 
Synoniemen
  • [1]: toetreder
Antoniemen
  • [1]: doorstromer

Gangbaarheid

  • Het woord starter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie


Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈsdɑːdʌ /
Woordafbreking
  • star·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Zelfstandig naamwoord: naamwoord van handeling van het Deense werkwoord starte met het achtervoegsel -er
Naar frequentie 987

Werkwoord

starter

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van starte

Zelfstandig naamwoord

starter

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van start
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   starter     starteren     startere     starterene  
genitief   starters     starterens     starteres     starterenes  

Zelfstandig naamwoord

starter

  1. (techniek) starter (onderdeel van een motor)
  2. (sport) persoon die het startsignaal geeft tijdens een sportwedstrijd
  3. (sport) deelnemer aan een sportwedstrijd
Afgeleide begrippen
  • [2]: selvstarter
Typische woordcombinaties
  • [1]: trykke på starteren
op de starter drukken


Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈstɑːʈəɾ /
Woordafbreking
  • star·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • Zelfstandig naamwoord: naamwoord van handeling van het Noorse werkwoord starte met het achtervoegsel -er
Naar frequentie 1127

Werkwoord

starter

  1. tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van starte

Zelfstandig naamwoord

starter

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van start
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   starter     starteren     startere     starterene  
genitief   starters     starterens     starteres     starterenes  

Zelfstandig naamwoord

starter

  1. (techniek) starter (onderdeel van een motor)
  2. (sport) persoon die het startsignaal geeft tijdens een sportwedstrijd
Afgeleide begrippen
  • [2]: selvstarter
Typische woordcombinaties
  • [1]: trykke på starteren
op de starter drukken
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.