stabiliseren
Nederlands
Woordafbreking
- sta·bi·li·se·ren
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘duurzaam maken’ voor het eerst aangetroffen in 1886 [1]
- afgeleid van het Franse stabiliser met het achtervoegsel -iseren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stabiliseren |
stabiliseerde |
gestabiliseerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
stabiliseren
- overgankelijk stabiel maken, bestendigen
- De toestand van de patiënt werd met medicijnen gestabiliseerd.
- ergatief stabiel worden
- De toestand stabiliseerde de volgende dag.
Gangbaarheid
- Het woord stabiliseren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'stabiliseren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.