spul

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  spul    (hulp, bestand)
  • IPA: /spʏl/
Woordafbreking
  • spul
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘bezitting’ voor het eerst aangetroffen in 1781 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord spul spullen
verkleinwoord spulletje spulletjes

Zelfstandig naamwoord

spul o [3]

  1. materiaal dat je niet precies kunt of wilt benoemen
    • Dit is goed spul! zei de marktkoopman tegen zijn klant. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
  • kinderspul
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord spul staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

Fries

Zelfstandig naamwoord

spul

  1. spel


Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

spul

  1. spul
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.