sportief
Nederlands
Woordafbreking
- spor·tief
Woordherkomst en -opbouw
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | sportief | sportiever | sportiefst |
verbogen | sportieve | sportievere | sportiefste |
partitief | sportiefs | sportievers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
sportief [1]
- een ruime plaats inruimend voor het bedrijven van sport
- Hij is altijd sportief geweest.
- bereid een tegenstander fair te behandelen
- Dat is geen sportief gedrag!
Hyponiemen
- directeur-sportief, directeurs-sportief
Gangbaarheid
- Het woord sportief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sportief' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.