sportiviteit

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spor·ti·vi·teit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sportiviteit sportiviteiten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

sportiviteit v

  1. (sport) het naleven van de geschreven en de ongeschreven regels die bij een sport horen
    • Een respondent spreekt de hoop uit dat de dames ’normaal’ blijven en dat het damesvoetbal niet verpest wordt door groot geld en divagedrag. Bijna zestig procent vreest dat de sportiviteit zal afnemen wanneer het grote geld zijn intrede doet.[1] 
  1. het uiterlijkhebbend van een sportmodel
    • Design en sportiviteit moet veel belangrijker worden voor Kia. De fabrikant lanceerde reeds de fraaie Stinger, maar heeft nog veel meer in het vat zitten. Dit studiemodel dus, dat op 12 september op de IAA in Frankfurt wordt onthuld.[2] 
Synoniemen
Antoniemen
  • onsportiviteit
Afgeleide begrippen
  • sportiviteitsprijs
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord sportiviteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

  1. de Telegraaf 08 aug. 2017
  2. de Telegraaf REMCO SLUMP | AUTOVISIE 30 aug. 2017
This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.