snoek
Nederlands
Woordafbreking
- snoek
Zelfstandig naamwoord
snoek m
- (vissen) een roofvis die in zoete wateren voorkomt
- een figuur uit de acrobatiek, nl. de positie van de bovenpersoon wanneer deze horizontaal op de handen van een staande of voeten van een liggende onderpersoon ligt. (bv. de hoge of de lage snoek)
Synoniemen
- [1] esox lucius
Hyperoniemen
- [1] roofvis
Hyponiemen
- beensnoek, kaaimansnoek, moddersnoek, mossnoek, nijlsnoek, zeesnoek
Vertalingen
1. een roofvis die in zoete wateren voorkomt
Gangbaarheid
- Het woord snoek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'snoek' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.