sneeuwblindheid
Nederlands
Woordafbreking
- sneeuw·blind·heid
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van sneeuw en blindheid
- afgeleid van sneeuwblind met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sneeuwblindheid | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
sneeuwblindheid v
- (medisch) hoornvliesontsteking door blootstelling aan een overmaat aan uv-straling op open sneeuwvlakten
- Ter voorkoming van sneeuwblindheid wordt een sneeuwbril of skibril gedragen.
Synoniemen
- fotokeratitis
- lasoog
Hyperoniemen
- hoornvliesontsteking
Vertalingen
1. hoornvliesontsteking door blootstelling aan een overmaat aan uv-straling op open sneeuwvlakten
Gangbaarheid
- Het woord 'sneeuwblindheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.