smoren
Nederlands
Woordafbreking
- smo·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘verstikken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
smoren |
smoorde |
gesmoord |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
smoren
- overgankelijk iemand of iets het ademen beletten
- overgankelijk onderdrukken
- overgankelijk, (kookkunst) iets in enig vet aanbraden, vervolgens vocht toevoegen en afdekken om het zachtjes gaar te laten worden
- We hebben lamsvlees gesmoord met witte wijn en paddenstoelen.
- inergatief, (kookkunst) het door middel van smoren gaar worden van voedingsmiddelen
- Het vlees moet smoren en niet koken.
- (techniek) rood aardewerk, door gebrek aan zuurstof in de oven, grijs kleuren
- De gesmoorde dakpannen waren niet meer leverbaar.
Synoniemen
- [1] verstikken
- [3] braiseren
- [4] sudderen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
[2] Iets in de kiem smoren.
[4] Iemand in zijn eigen vet laten gaarsmoren.
|
Vertalingen
1. iemand of iets het ademen beletten
2. onderdrukken
3. iets in enig vet aanbraden, vervolgens vocht toevoegen en afdekken om het zachtjes gaar te laten worden
Gangbaarheid
- Het woord smoren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'smoren' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.