smerigheid
Nederlands
Woordafbreking
- sme·rig·heid
Zelfstandig naamwoord
smerigheid v [1]
- iets wat heel vettig is
- Al zijn kleren waren vies geworden door de smerigheid die op de fietsketting zat.
- iets wat heel vies is
- De hond nam alle smerigheid van buiten mee naar binnen.
- iets wat aanstootgevend is
- De man keek naar alle smerigheid die te vinden was op internet.
Synoniemen
- [2] viezigheid, goorheid, viesheid, vuil, vuilheid
- [3] schunnigheid, vuiligheid, obsceniteit, viespeukerij
Gangbaarheid
- Het woord smerigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'smerigheid' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.