slaapplaats

Nederlands

slaapplaats voor matrozen aan boord van een schip
Uitspraak
Woordafbreking
  • slaap·plaats
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord slaapplaats slaapplaatsen
verkleinwoord slaapplaatsje slaapplaatsjes

Zelfstandig naamwoord

slaapplaats [1]

  1. plaats waar iemand kan slapen
    • Na het harde werken zocht hij zijn slaapplaats op om te gaan slapen. 
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord slaapplaats staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.