schopstoel
Nederlands
Woordafbreking
- schop·stoel
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘strafwerktuig’ voor het eerst aangetroffen in 1366 [1]
- samenstelling van schop ww en stoel [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schopstoel | schopstoelen |
verkleinwoord | schopstoeltje | schopstoeltjes |
Zelfstandig naamwoord
schopstoel m [3]
- (geschiedenis) strafwerktuig, waarbij de misdadiger met gebonden handen op een soort van wip geplaatst werd, waardoor hij omhoog geslingerd werd,
Uitdrukkingen en gezegden
op de schopstoel zitten
- in een onzekere toestand verkeren
Gangbaarheid
- Het woord schopstoel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schopstoel' herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.