schipper

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schip·per
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schipper schippers
verkleinwoord schippertje schippertjes

Zelfstandig naamwoord

schipper m

  1. (beroep) (scheepvaart) iemand die de verantwoordelijkheid heeft voor de besturing van een schip
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
schipperen

schipper

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schipperen
    • Ik schipper. 
  2. gebiedende wijs van schipperen
    • Schipper! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schipperen
    • Schipper je? 

Gangbaarheid

  • Het woord schipper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.

Meer informatie

Verwijzingen

This article is issued from Wiktionary. The text is licensed under Creative Commons - Attribution - Sharealike. Additional terms may apply for the media files.