captain
Nederlands
![](../I/m/Captain_Chalupny.jpg)
[1] meespelende captain
![](../I/m/Adriaan_Viruly_(1946).jpg)
[2] captain
Woordafbreking
- cap·tain
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘(sport)aanvoerder’ voor het eerst aangetroffen in 1889 [1]
- Leenwoord uit het Engels.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | captain | captains |
verkleinwoord | captaintje | captaintjes |
Zelfstandig naamwoord
captain m
- een aanvoerder van een sportploeg
- - De captain overlegde tijdens de wedstrijd met de scheidsrechter.
- - Hodgsons nam een „grote gok”, spraken tabloids en kwaliteitskranten gistermorgen eender over het voornemen om de basiself van de voorgaande twee duels voor (ruim) de helft om te gooien. Rust voor sommigen (captain Wayne Rooney, beide backs), een beloning voor anderen zoals aanvallers Jamie Vardy en Daniel Sturridge, die tegen Wales het verschil maakten.[2]
- (beroep) een gezagvoerder in een vliegtuig
- - De captain stelde zich netjes voor.
- captain of industy: directeur
Synoniemen
- [1] aanvoerder
- [2] gezagvoerder
Hyponiemen
- teamcaptain, dancecaptain
Gangbaarheid
- Het woord captain staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'captain' herkend door:
80 % | van de Nederlanders; |
49 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.