schik
Nederlands
Woordafbreking
- schik
Zelfstandig naamwoord
schik m
- ~ hebben in iets: door iets geamuseerd worden
- Hij had schik in die ondeugd van een kleinzoon.
Uitdrukkingen en gezegden
- In zijn schik zijn
blij en opgewekt zijn
Gangbaarheid
- Het woord schik staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schik' herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.