schaftuur
Nederlands
Woordafbreking
- schaft·uur
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van schaft zn en uur zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schaftuur | schafturen |
verkleinwoord | schaftuurtje | schaftuurtjes |
Zelfstandig naamwoord
schaftuur o [1]
- tijdstip dat arbeiders rusten en eten; periode van ongeveer een uur waarin de arbeiders rusten en eten
- De verslaggever van de Nieuwe Rotterdamsche Courant sprak in zijn krant geestdriftig van “mannen die onder het hakken hun gezang laten weergalmen en in het schaftuur naar de stookplaatsen trekken: ze eten er met lust, rooken, drinken, praten, lachen en zingen er luidkeels.” [2]
- Zomer '71 reisde het RJ-bestuur voor drie maanden naar de Volksrepubliek. We vonden het grandioos: in een zee van rode vlaggen legden duizenden mensen met de hand een stuwdam aan, Chinezen wisselden tijdens het schaftuur van gedachten over ideologische vraagstukken, het onderwijs werd door Rode Gardisten hervormd. [3]
Vertalingen
1. tijdstip dat arbeiders rusten en eten; periode van ongeveer een uur waarin de arbeiders rusten en eten
Gangbaarheid
- Het woord schaftuur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'schaftuur' herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC F.G. de Ruiter 22 augustus 1992 Natuurmonumenten herstelt oerbos bij Apeldoorn
- NRC Frénk van der Linden 19 april 1997 Henk Wubben, ex-secretaris van de Rode Jeugd en biograaf van Kim Il Sung; 'Ik zit gevangen in mijn eigen onbuigzaamheid'
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.