satijnhout
Nederlands
Woordafbreking
- satijn·hout
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van satijn zn en hout zn [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | satijnhout | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
satijnhout o
- (materiaalkunde) lichte, glanzende houtsoort, vaak gebruikt voor meubels als fineer of inlegwerk
- Er waren bloemfiguren ingelegd, wisselend van rozehout, satijnhout, palmhout, ebbehout, koraalhout, koningshout, met de stampers en de meeldraden van ivoor en paarlemoer. [3]
- met een gelige kleur, afkomstig van de naaldboom Chloroxylon swietenia
uit India, Sri Lanka en Madagascar
- Satijnhout wordt grootendeels van Ceylon verkregen. Het is welriekend, vooral onder de bewerking en bij afwrijven. Het heeft een fraaien satijnglans met groenachtig geelen tint. [4]
- met een rossige kleur, afkomstig van de loofboom Brosimum rubescens
uit Zuid-Amerika
- En Alexander had een kistje gemaakt van satijnhout, om er mooi-mooi Sanni, iets van waarde, in te bergen. [5]
- (plantkunde) (Suriname) benaming voor de boomsoort Brosimum rubescens
uit de Moerbeifamilie
- Het blad van de genoemde Piratinerasoorten (…) lijkt op dat van satijnhout, doch heeft een puntiger spits; de twee puntige steunblaadjes blijven lang zitten, de okselknoppen zijn klein. [6]
- 1. tafeltje van satijnhout (1785)
- 1.1 stam waaruit satijnhout gezaagd kan worden (Sri Lanka)
- 1.2 onbewerkt satijnhout
- 2. stam van een satijnhout (Colombia)
Synoniemen
- [1.1] citroenhout
Afgeleide begrippen
- [1.2] satijnhoutziekte
Vertalingen
2. benaming voor de boomsoort Brosimum rubescens
Gangbaarheid
- Het woord 'satijnhout' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- satijnhout op website: Etymologiebank.nl
- Schendel, A. van "De achterstallige" in: Verzameld werk. Deel 6. (1977) Meulenhoff Nederland, Amsterdam; ISBN 90 290 09357; p. 183/184; geraadpleegd 2018-12-10
- Oosterhoff, W.J. "Iets over oud Indische meubelen." in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift. deel 16 jrg. 8 nr. 10 (oktober 1898) Elsevier, Amsterdam; p. 328; geraadpleegd 2018-12-10
- Schaick, C. van De Manja. Familie-tafereel uit het Surinaamsche volksleven. (1866) D.A. Thieme, Arnhem; p. 276; geraadpleegd 2018-12-10
- Ostendorf, F.W. Nuttige planten en sierplanten in Suriname (mei 1962) Landbouwproefstation Suriname, Paramaribo; p. 20; geraadpleegd 2018-12-11
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.