sandwich
Nederlands
Woordafbreking
- sand·wich
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘twee sneetjes brood met beleg’ voor het eerst aangetroffen in 1910 [1]
- van het Engels [2]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | sandwich | sandwiches |
| verkleinwoord | sandwichje | sandwichjes |
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- sandwichbehandeling, sandwichbord, sandwichformule, sandwichgeneratie, sandwichkind, sandwichman, sandwichspread, sandwichcursus
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord sandwich staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'sandwich' herkend door:
| 98 % | van de Nederlanders; |
| 99 % | van de Vlamingen. |
Engels
Uitspraak
- Geluid: sandwich (VS) (hulp, bestand)
- IPA: /ˈsændwɪʧ/
| enkelvoud | meervoud |
|---|---|
| sandwich | sandwiches |
Hyponiemen
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.