samenspel
Nederlands
Woordafbreking
- sa·men·spel
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van samen en spel
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | samenspel | samenspellen samenspelen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
samenspel o
- wijze waarop verschillende personen bij een spel elkaar steunen of een geheel vormen
- Hij deed mee met het samenspel van die jongens.
Vertalingen
1. wijze waarop verschillende personen bij een spel elkaar steunen of een geheel vormen
Gangbaarheid
- Het woord samenspel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'samenspel' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen. |
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.