røsleg
Nynorsk
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /ˈɾœʃleːɡ/
Woordafbreking
- røs·leg
Woordherkomst en -opbouw
- Afkomstig van het Oudnoorse bijvoeglijke naamwoord hrœ́sniligr (= grootsprakerig, opschepperig, pocherig) met het achtervoegsel -leg
Bijvoeglijk naamwoord
røsleg
- «Ein røsleg mann kom mot han, helste vennleg og spurde om siste nytt.»
- Een stevige man kwam naar hem toe, groette vriendelijk en vroeg naar het laatste nieuws.
- «Ein røsleg mann kom mot han, helste vennleg og spurde om siste nytt.»
Verbuiging
stellend | vergrotend | overtreffend | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald (sterk) |
m/v enkelvoud | røsleg | røslegare | røslegast |
o enkelvoud | røsleg | |||
meervoud | røslege | |||
bepaald (zwak) |
enkelvoud en meervoud |
røslege | røslegare | røslegaste |
Typische woordcombinaties
- ein røsleg kar
een stevige kerel
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.