roomsoes
Nederlands
Woordafbreking
- room·soes
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van room en soes
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | roomsoes | roomsoezen |
verkleinwoord | roomsoesje | roomsoesjes |
Zelfstandig naamwoord
roomsoes v/m [1]
- zacht gebakje in de vorm van een bolletje gevuld met (slag)room dat met één hap gegeten kan worden
- De eerste dagen na de capitulatie op 15 mei 1940 had het iets onwezenlijks de Duitse soldaten gewoon op straat te zien lopen. Ze waren nooit alleen, altijd met z'n tweeën of drieën, en wanneer ik op de Amstelveenseweg boodschappen deed, trof ik ze meestal slenterend met een doos van de daar gevestigde banketbakker aan, waarvan de inhoud gretig werd geconsumeerd. Het viel mij op dat de voorbijgangers met neutrale blikken langs hen heen keken, alsof het een normaal verschijnsel was een lid van het Duitse leger met een roomsoes in zijn hand te zien passeren. [2]
Gangbaarheid
- Het woord roomsoes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd 'roomsoes' herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen. |
Verwijzingen
- Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- NRC Tonny van der Horst 31 januari 2003
This article is issued from
Wiktionary.
The text is licensed under Creative
Commons - Attribution - Sharealike.
Additional terms may apply for the media files.